Van verdriet en van vertroosting

Het hoogste lied dat ik zo stil in mij bezing
is een gekoesterde intense herinnering.
Ik wijd in wakkere woelende eenzame nachten
aan jou nog mijn meest dierbare gedachten.
’s Nachts heel abrupt en wild uit mijn slaap gerukt
tast ik, dan zo alleen, woest voelend om mij heen
ik woel en voel …..en ontdek steeds weer die lege plek
en ineens besef ik dan weer:
Ach….jij, ……jij bent er helaas niet meer.
Mijn hoofd, mijn hoofd
mijn hoofd, ’t lijkt wel haast verdoofd;
harde bonken met doffe dreunen
doen mij dan klaaglijk kreunen.
Maar dan ineens, als uit het niets
voel ik dan een zachte hand
die verkoelend en vertroostend
zo maar op mijn verhitte hoofd wordt geplant.
Ik zie jouw lieve gezicht weer voor mij en jij lacht
en spreekt mij toe, kalmerend zo heel zacht:
“Doe maar rustig aan mijn lieve kind
want je weet het toch … ik wacht!”
En blij en zo verrukt
voel ik hoe hij een kus
zo maar op mij voorhoofd drukt.

Gert Pape